Veel mensen kijken er overheen, maar in 1982 brengt Audi een auto op de markt met een onderstel dat ze nog 15 jaar lang gaan gebruiken. Van de gangmakers uit de jaren '80, de Audi V8, via de eerste generatie S4 naar uiteindelijk de A6 en S6. Aan de basis staat dezelfde Audi 100.
Heel verwonderlijk is het dus niet dat ‘Audi’s op elkaar lijken’. Eenheidsworst, daar is het merk groot mee geworden. Je kan ze verafschuwen omdat er zo veel hetzelfde is maar tegelijkertijd bewonderen om de buitengewoon veelzijdig toe te passen techniek. Slechts een stukje chassis ergens tussen lassen, een daklijn veranderen en je hebt een nieuwe auto. Bovendien wilde iedereen ze hebben en waren de auto’s erg goed in elkaar gezet.
De Audi 100 C3 is al een comfortabele reismachine, met de C4 gaat Audi een stapje verder. Moeiteloos accelereert de auto door zijn versnellingen. Vooral voorzien van de in 1991 kakelverse 2,8 liter V6. Geen ‘motorsportblok’ maar een ontworpen voor rust en souplesse. Tevens een productie-debuutje voor Audi’s variabele inlaatsysteem. Motormanagement en ontsteking zijn van het modernste soort, volledig elektronisch geregeld en heeft bijvoorbeeld geen verdeler meer nodig. De overige motoren, vijfcilinders, neemt de Audi 100 C4 rechtstreeks van zijn directe voorganger over.
Een speciale rol is weggelegd voor de 2,2 liter vijfcilinder turbo. In een speciale ‘S4’ variant van de Audi 100 luidt deze (naast de S2) een nieuw tijdperk sportieve Audi’s in. De nummers van de S’jes hebben dan nog niks te maken met het formaat van de auto als meer de volgorde waarin ze uitkomen. Zelfs in motoren is er op dat moment keus. Naast de turbo-vijfcilinder is de S4 (sedan en avant) vanaf 1993 leverbaar met 4,2 liter V8. Autobahn-jagende quattro-kanonnen. Tijdmachines maar op sommige punten merk je dat deze richting voor het merk nog nieuw is.
Audi’s aanpak is er een van luxe maar hier en daar ontbreekt de verfijning. De 100 C4 (juist ook de S4) rolt vastberaden over de weg maar op snelheid en onder gladde omstandigheden kunnen ze wat zenuwachtig aandoen. Natuurlijk zit ook de motor nog steeds zo ver naar voren als mogelijk. Veel druk op de sturende wielen maar ook een grote last om in bochten heen en weer te slingeren. Pas recent, met ‘generatie C7’ is Audi van deze vreemde lay-out afgestapt.
Dankzij de (grote) voorsprong in techniek die Audi in de jaren ’80 heeft gemaakt kan de auto in 1994 nog steeds prima meekomen. Modelnamen blijken minder goed te liggen. Aan de namen 80, 90, 100 kleeft nog te veel ‘oude’ Audi. Ze willen nieuw, fris en bedenken de A-reeks.
Eigenlijk veranderd in 1994 alleen de naam, hoewel je enige verfijning van Audi’s kant niet kan ontkennen. Meegespoten bumpers, 10 pk meer voor de V8-versie van de S6. Omdat het reguliere model nu A6 heet, hebben ze de S4 omgedoopt tot S6. Met name de quattro’s lijken nog iets beter aan de weg te plakken. Op diesel-gebied introduceert Audi bevendien een direct-ingespoten 2,5 liter turbo vijfcilinder. Vanaf 1995 is de diesel zelfs met quattro-aandrijving te bestellen.
Tegenwoordig koop je de Audi’s 100, A6, S4 en S6 voor een appel en een ei. Dit is niet in de laatste plaats door Audi’s ‘ondersteuning’ en onderdelen-prijzen voor oude auto’s. Desalnietteplus zijn de carrosserieën en vijfcilinders erg sterk. Nette exemplaren met lage tot acceptabele kilometerstanden zijn (zeker in Duitsland) voor 3000-4000 euro te vinden. Onderschat vervolgens niet de tijd en moeite die deugdelijk onderhoud kunnen kosten. Goed contact met een specialist is bij dit soort auto’s altijd ten zeerste aan te raden.
43 reacties
Nou alsjeblieft, kom maar op met die s6!
http://www.presentpresents.com/images/appel_ei.jpg
Niet op elkaar lijken, dude.. heb je de tekst wel gelezen?
De C3 vond ik ook wat statiger, langgerekter. Waren toen goede wagens voor een goede prijs (dat laaste geldt vandaag de dag wat minder)…
Dat zijn alledrie wel totaal verschillende auto’s. De 100 S4 is echt een luxe cruiser, daarmee moet je echt niet proberen sportief te willen zijn. Blijft een behoorlijk slagschip, wat vooral hard rechtdoor wil. Wel behoorlijk snel voor een vijfcilindertje, maar in snelle bochten zonder meer geen held. Voor snelwegen en Autobahn wel de koning! Grote stappen, snel thuis.
De S2 Coupé is eigenlijk de meest bruikbare van de drie, lekker sturen, voldoende snel en wil toch ook redelijk rap de hoek om. Als je de auto goed kent, dan kun je er ook wel een vierwieldriftje mee maken, en redelijk goed uitkiezen waar je uit wil komen. Remmen niet heel erg top, deze worden snel sponzig bij sportief rijden op bijvoorbeeld CPZ. Drie snelle rondjes, en op het einde van het rechte stuk gebeurt er steeds minder qua vertraging.
De RS2 is een soort van klein drama, tot 3.000 tpm gebeurt er vrijwel niets, en dan krijg je een klap met een moker in je nek en stopt het pas weer bij de 265 km/u. Leuk, maar niet heel praktisch om door de binnenstad te rijden. Wel een leuk collectors-item, blijft uniek.
Daarna heb ik zijn grotere broer gekocht, een S8 uit 2000, waar ik nog steeds in rij. Het verbruik ligt ‘iets’ hoger, maar ik rij tegenwoordig ook minder. Zelfde design, alleen wat ‘gespierder’. http://www.lentesdecontacto.com/audis8/s8.jpg
http://www.elisabethhubert.com/wp-content/uploads/2011/10/Boring.jpg
Een Hyundai van zo’n tien jaar oud, ziet er gemiddeld zo uit;
http://imgc.classistatic.com/cps/blnc/120729/594r1/3170l78_20.jpeg
Zeker bijzonder spul, zou er misschien zo maar ooit nog eentje kopen, voor “de heb”. Dat is dan ook precies waar de auto goed voor is, lekker af en toe rakken en volgas over de Autobahn boenderen.
De RS2 heeft wel een turbo-gat van ‘heb ik me jou daar’. Waar de gewone S2 zijn maximale koppel al heeft bij 1.950 RPM, en lekker soepel rijdt, gebeurt er bij de RS2 eerst helemaal niets, en bij 3.000 RPM krijg je een enorme duw in je rug. Heel erg nerveus. Dus echt lekker praktisch om even boodschappen mee te doen, is ‘ie zeker niet.
http://www.automotonews.cz/wp-content/gallery/rs2-avant-legendy/1995_audi_rs2avant1.jpg